Winter

Voor wie liever luistert dan leest, heb ik deze blog ook opgenomen. Het duurt ongeveer 7 minuten om te luisteren.

De bomen zijn hoog en dun. De wind is fris en ijzig, de lucht helder. Het voelt alsof het elk moment kan gaan sneeuwen, maar het is pas herfst. Veel bomen zijn pas net begonnen met het loslaten van hun bladeren, een enkele bloem in de berm doet denken aan de zon, die nu moeite moet doen om haar licht en haar warmte met de wereld te delen.

Helemaal alleen, loop ik daar. Ik weet dat de winter zal komen. Met haar ijzige kou, de duisternis en de stilte. Het is alsof de wereld zich klaarmaakt om te slapen, bedenk ik, maar de mensen moeten door. Het is alsof we niet zien dat we de bladeren mogen laten vallen, dat we niet altijd mooi en warm en licht hoeven zijn.

De winter is ooit mijn vijand geweest. Maar nu is alles anders.

Koude regen maakt dat mijn gezicht tot pijnlijk niveau afkoelt, terwijl mijn mond zich tot een glimlach vormt. Er is een vrede in de stilte. Een vrijheid in het loslaten. Een diepte en een schoonheid in de duisternis. Het draait erom dat je het kunt toelaten.

En met ‘het’ bedoel ik alles. De kou, de pijn, de stilte, de angst, de vrede, jezelf en de ander. De anderen. De bomen laten samen alles los, de vogels vliegen samen naar het zuiden. Er is vrede in de stilte. Maar voor de stilte komt de storm.

Als je de vrede van de stilte niet kent, komt dat vaak doordat je de storm niet durft toe te laten. De storm lijkt gevaarlijk, overweldigend. Maar de storm is alleen van een afstand angstaanjagend.

Als je de storm leert kennen, zul je zien dat ze krachtig is. Puur. Majestueus. Als de oceaan die met haar golven alles kan verpletteren.

Maar het doel van de storm is nooit je te verpletteren. Het doel van de storm is alles dat je om je heen gebouwd hebt, neer te halen. Al je bescherming, alle plekken waar je je verstopt, het kasteel en de vuurspuwende draak die je verdedigen. Het doel van de storm is je essentie, de echte jij. Niet voor de anderen, niet omdat je dan een beter mens bent, maar om het ergste te voorkomen.

Het ergste, aldus de storm, zou zijn dat jij jezelf nooit weer ziet. Dat je zo verstrikt raakt in de verwachtingen en de afwijzing en het ‘goed’ en ‘goed genoeg’ dat je de weg naar jezelf nooit weer terugvindt. Zien wie je werkelijk bent, zo vindt de storm, is de kern, het begin, het zijn.

‘Waarom zou ik mezelf willen kennen?’ vraag je de storm.

Ik ken je, antwoordt de storm, en er is niets mooiers dan te kennen en gekend te worden.

‘Wat doe ik met de regen?’

Laat het stromen.

‘Wat doe ik met de donder?’

Luister. De donder heeft je altijd wat te vertellen.

‘Wat doe ik met de wind?’

Laat haar door je haren razen, terwijl je voelt hoe je voeten stevig op de grond staan. Geef haar de ruimte en laat haar je leiden, zodat ze je kan laten zien waarvoor ze gekomen is.

‘En de kou? Moet ik mezelf laten bevriezen?’

Voel eerst wat voor kou het is. Is het heldere, frisse, knisperende kou? Ga naar buiten, dans door de sneeuw, maak een wandeling door het bos. Zie hoe je ademwolkjes opstijgen en vang sneeuwvlokken op je tong.

Er is ook een andere kou. Een kou die tot je binnenste doordringt en je het gevoel geeft dat je nooit weer warm zult worden. Wanneer je deze kou voelt, ga dan naar de anderen. Je hoeft het niet alleen te doen. De bomen laten samen alles los, de vogels vliegen samen naar het zuiden. Je mag zelf kiezen wie jou kennen.

Je hoeft niet bang te zijn, want iedereen heeft zijn eigen storm. Iedereen kent deze kou, velen beter dan jij doorhebt. Sta de warmte toe, door de kou te delen.

Deel de warmte dan zo uitbundig, dat ook zij die het eerst niet durfden, hun kou durven toe te laten. Deze kou is niet gemaakt om je af te koelen. Ze wil je enkel de weg laten zien naar de warmte.

‘Ik heb nog 1 vraag. Ben ik veilig?’

Je bent altijd veilig. De storm is er niet om je kapot te maken. De storm wil weer opbouwen wat jij afgebroken hebt. Je schaterlach, je woede, je creativiteit. Je vertrouwen, je verwondering, je ondeugendheid.

De storm, jouw storm, is niet iets dat je overkomt. De storm, dat ben jij. Het is de jij van toen je leerde hinkelen, de jij van toen je al je knikkers verloor, de jij die ging slootjespringen, terwijl je eigenlijk niet durfde.

De jij die steeds iets minder jij werd toen je voelde wie je moest zijn. Toen je je muren begon te bouwen om jezelf te beschermen. Toen je je leerde aan te passen, om genoeg te zijn.

Nu heb je die bescherming niet meer nodig. De storm wil je geen pijn doen. Ze herinnert je aan wat je toen niet wist, maar wel had moeten weten.

“Je was altijd al genoeg,” roept de regen.

“Ik bescherm je, je bent sterk!” schreeuwt de donder.

“Je bent veilig, je bent veilig, je bent veilig,” suist de wind.

“Beleef, ervaar, verwonder je,” fluistert de knisperende kou.

En de doordringende kou legt zijn hand op je schouder. “Je hoefde het nooit alleen te doen. Je hoort erbij, precies zoals je bent. Er is zoveel liefde voor je. Verbind je: ken en laat je kennen.”

Ik spring over een plas en tuur naar de silhouetten van de kale bomen op de horizon. Mijn handen en wangen zijn rood van de kou en ik zucht tevreden.

De winter komt eraan. Met haar duisternis, de kou en de stilte.

Delen wordt gewaardeerd!

Dit nummer van the Proclaimers herinnert me aan het belang van pijn en verdriet toelaten als het er is. Ze zingen “If you want to hold the flame, you harness pain” wat ik zo ongeveer vertaal als “als je het leven echt wil beleven, dan moet je door de pijn heen”.

Vorige
Vorige

Gewone kerstdagen

Volgende
Volgende

Toen ik drie was…